|
|
|
|
|
Herpetologie Prospect Creek Australie
Rainbow Lorikeet
Tekst en foto's Jelle Hofstra Inleiding In 2010 brachten mijn vrouw en ik vanaf oktober drie maanden door in Australië. We logeerden daar bij goede kennissen die in 1965 van Terwispel naar Australië imigreerden en daar dus al
meer dan 45 jaar verblijven. Deze kennissen wonen ongeveer 35 km ten westen van de stad Sydney. We kozen voor de maanden vanaf oktober omdat dan in Australië het voorjaar begint en dan de natuur op zijn mooist is. Natuurlijk gingen we ook op zoek naar
reptielen die ook om deze tijd het meest actief zijn. Er werd alleen overdag gezocht, zodat de nachtaktieve dieren niet in beeld komen. Aangezien er voor de meeste gevonden reptielen geen goede Nederlandse naam bestaat, wordt de Engelse naam gebruikt.
We hebben tijdens ons verblijf in Australië bijna alle weerstypen gehad. Extreme hitte, maar ook kou, harde wind,
onweer, hagel en veel, veel regen. In geen 15 jaar was het hier zo nat geweest. Grote delen van NSW en Queensland lagen dan ook onder water.
De Prospect Creek. Meestal een rustig kabbelend watertje
De Prospect Creek De Prospect Creek stroomd vanaf het Prospect Reservoir met zijn lengte van 26 km al kronkelend uiteindelijk naar de Georges River, die weer uitmond in zee nabij Sydney. Helaas is deze kreek erg vervuild. Er wordt beweerd
dat bij hoog water - dat na een fikse regenbui soms meer dan twee meter kan stijgen zoals we mee maakten - alle troep die men kwijt wil in de kreek wordt gedumpt. Tot aan kadavers toe. Hoog in de bomen hangen dan ook flarden plastic als stille getuigen van
hoe hoog het anders rustig kabbelende water kan komen. Tijdens ons verblijf werd een folder huis aan huis bezorgd, waarin de bezorgdheid werd uitgesproken over deze vervuiling en waarop de mensen konden aangeven hoe een en ander te gerealiseerd kan worden
om de zaak te schonen en hoeveel uren eventuele vrijwilligers er voor over hadden om hieraan mee te helpen. Ons gastgezin had niet veel hoop. Mensen willen hier wel werken, maar alleen tegen betaling, zo was hun mening. Het bleek ons dat zelf aanwonenden geen
flauw benul hadden wat voor een rijkdom aan reptielen deze kreek bezit. Sinds ons vorige bezoek aan Australië in 1995 was in deze omgeving wel het nodige veranderd. Er waren enkele bedrijven verrezen, waaronder een groot recyclingsbedrijf dat de omgeving
nogal vervuilde met weggewaaid papier en plastic. Rond de kreek was een breed wandel- fietspad aangelegd. Bijna dagelijks deden wij onze bijna drie
uur durende ronde langs een stuk van de kreek tussen Fair- en Smithfield en nabije omgeving. Overweldigend tijdens deze tocht is de kakofonie van krekel- en vogelgeluiden, variërend van het melancholieke geluid van de Australische Raaf tot het uitbundig
lachen van de Kookaburra. De meest fraaie vogels werden gezien, zoals de Galah, Geelkuifkakatoe, Witte ibis, Australian Magpie, Rainbowlorikiet en nog tal van andere vogels.
Hagedissen SKINKEN Familie Scincidae Skinken – waarvan er meer dan 300 soorten in Australië voorkomen – zijn de best aangepaste reptielen op dit continent. Ze komen dan ook praktisch overal voor. In tuinen, regenwouden en de hoogste bergen
kunnen ze zonnend worden aangetroffen.
De Grass skink is in bijna elk biotoop te vinden
Grass Skink Een van de meest
voorkomende hagedissen is de Grass Skink Lampropholis delicate met een totale lengte van 9 cm. Het bruinzwarte diertje - dat in veel tuinen, grasland en open bossen voorkomt - heeft een lichtere zijstreep die loopt van de neus naar de lies.
Onder het wandelen langs de kreek schoten de hagedisjes pijlsnel voor onze voeten vandaan. Ze leven van spinnen, mieren, kevers, larven, duizendpoten en allerlei andere kleine diertjes. Ze leggen twee tot vijf eieren, die in februari/maart uitkomen.
De kop-romplengte van de jongen bedraagt ongeveer 16 mm. Net als bij de Ringslang Natrix natrix het geval kan zijn, kunnen er meerdere vrouwtjes op een geschikte plek hun eieren afzetten en zijn er wel meer dan 400 eieren op dezelfde plek gevonden.
de Garden Skink heeft vaak een koperkleurige kop
Garden Skink De Garden Skink Lampropholis guichenoti lijkt op het eerste gezicht veel op de Grassskink, ook wat de lengte en kleur betreft. Het diertje is van boven meer koperkleurig en de rug heeft kleine donkere en lichte vlekjes.
Op de zijkant loopt een donkere streep van de neus tot de achterpoten en die vaak omzoomd is door een lichtere, smalle band. De buik is grijsachtig. De kop vaak helder koperbruin. Het voedsel dat ze tot zich nemen is min of meer gelijk aan dat van de Grass
Skink. Twee tot vier eieren worden soms twee keer in het seizoen afgezet en de kop-romplengte van de jongen bedraagt ongeveer 18 mm. Net als bij de Grass Skink kan er sprake zijn van gezamenlijke eiafzet op een geschikte plek en zijn er meer dan 200 eierengevonden.
Deze hagedisjes werden vooral op muurjes en zerken van een oud kerkhof gevonden.
De Fence Skink is een snelle, schuwe skink die moeilijk te fotograferen is
Fence Skink De Fence Skink Cryptoblepharus virgatus is een 6 tot 7 cm lange hagedis die eveneens veel in de buurt van huizen voorkomt. In 1995 vonden we de diertjes massaal op de houten afscheidingen (fence) rond de huizen. Helaas zijn de meeste houten
schuttingen vervangen door metalen damwandplaat en de hagedisjes zijn daardoor grotendeels verdwenen. Het metaal wordt in de zon erg heet en er zijn nauwelijks schuilplaatsen. Na lang zoeken vonden we ze nog op muurtjes en vooral op de grafstenen van een oud
kerkhof. De platte grijze rug van dit hagedisje heeft op de zijkanten een lichte lengtestreep. De buik is witachtig. De watervlugge diertjes waren overigens nauwelijks te fotograferen en verdwenen meteen achter en tussen de grafzerken en stenen. Deze hagedisjes
leggen twee tot drie eieren per keer. Hun voedsel bestaat uit insecten, spinnen, kakkerlakken, wespen en mieren.
De Eastern Water Skink komt veelvuldig voor bij de Prospect Creek
Eastern Water Skink Een hagedis die heel wat groter wordt dan bovengenoemde dieren is de Eastern Water Skink Eulamprus quoyii. De totale lengte bedraagt ongeveer 25 cm. Zoals alle skinken bezit het dier gladde schubben, waardoor het in de zon ligt te
glimmen. De dieren zijn goud-olijfbruin van boven met donkere vlekjes. Een smalle witte tot vaalgele streep loopt vanaf het oog naar de staart. Onder deze lichte streep loopt een donkere baan. De buikzijde is crȇmewit. Zoals de naam al aangeeft zijn de dieren
vooral te vinden in de buurt van water. Deze massaal voorkomende hagedis is levendbarend en krijgt twee tot negen jongen die worden geboren in december/januari. Naarmate de tijd vorderde zagen we de zwangere vrouwtjes geleidelijk aan dikker worden. Het voedsel
bestaat uit tal van ongewervelden, kikkerlarven, maar ook bessen. Sommige dieren waren tot op een meter te benaderen, anderen vluchten op een afstand van ongeveer vijf meter reeds. Langs het fietspad werden enkele doodgereden dieren gevonden en tal van dieren
misten gedeelten van de staart.
De Barred-sided Skink is niet aan water gebonden
Barred-sided Skink De Barred-sided Skink Eulamprus tenuis lijkt wel wat op de Eastern Water Skink, maar de kleur en levenswijze wijken iets af. Deze hagedis is niet aan water gebonden en leeft verder iets hoger dan de begane grond op boomstronken,
omgevallen boomstammen en stukken rots. Vaak zitten ze met het grootste gedeelte van hun lichaam, hangend in een spleet van een omgevallen boom in de schaduw te ’zonnen’. In de vroege morgen en late middag wordt het diertje meestal gevonden. De
kleur kan variëren van licht tot donkerbruin met donkere vlekken. Op de zijkant zit een donkere, adderachtige zigzagstreep. De onderkant is crème-achtig. De onderkaak is donkerbruin met overlangse witte vlekken. De kopromp-lengte bedraagt gemiddeld
7 cm. Ook dit dier is levendbarend en de twee tot zes jongen worden laat in januari geboren. De totale lengte is dan 6 cm. Het voedsel bestaat uit ongewervelden. Hoewel bekend is dat dit reptiel nogal schuw is, ondervond wij daarvan geen hinder. De hagedissen lieten zich zelfs vrij gemakkelijk en tot op korte afstand fotograferen.
De Eastern blue-tongued Skink
Eastern Blue-tongued Lizard
De meest en best onderzochte hagedis van Australië is wel de Blue-tongued Lizard Tiliqua scincoides en vrijwel iedereen kent dit dier
dan ook. Volwassen dieren passen zich goed aan in buitenwijken waar grote achtertuinen zijn met veel beschutting. Ze raken snel gewend aan menselijke activiteiten en kunnen jaren op dezelfde plek wonen. Er is een overvloed aan eten, zoals insecten en slakken.
Het zal duidelijk zijn dat men voorzichtig moet zijn met slakkengif. Bijna op elke ronde langs de kreek werden wel een of meerdere exemplaren gezien. De meeste dieren werden gevonden rond 11 uur ’s ochtends bij gesluierd zonlicht. Ze liggen dan te zonnen
met gesloten ogen en ongeveer 30 cm vanuit de veilige begroeiïng. De fraaie skinken zijn dan eenvoudig te benaderen en op te pakken. De rugzijde is zilvergrijs tot geelbruin met een serie donkere dwarsbanden tot over de staart. De kop is lichtbruin
met een donkere baan achter het oog tot aan de ooropening. De totale lengte is gewoonlijk 40-45 cm. De poten zijn erg kort. Opvallend is de grote en brede kobaltblauwe tong, die sterk afsteekt tegen het rose van de mondholte en die ter afschrikking wordt uitgestoken
bij een aanval van een predator. Van januari tot februari baart deze hagedis vijf tot twintig jongen met een lengte van ongeveer 15 cm. Tot het menu behoren zowel huisjesslakken als naaktslakken, maar ook fruit en insecten. Helaas worden deze onschuldige dieren
vaak met de erg giftige Doodsadder Acanthophis antarcticus verward en gedood, omdat hun kleine poten vaak niet te zien zijn in het gras. Hoewel het rustige dieren zijn, kunnen ze bij onhandig beetpakken - aangezien ze zelfs huisjesslakken kunnen kraken
- met hun sterke kaken zeer pijnlijk bijten. Groot was de verrassing dat we op het reeds genoemde kerkhof - een plek waar we ze niet hadden verwacht -deze hagedis eveneens vonden.
Familie Agamidae Ongeveer 60 soorten Agamen komen in Australië voor. Ze zijn erg variabel wat betreft bouw, kleur en biotoop. Hun lichaam is bedekt met een korrelige huid en vele hebben stekellachtige
uitstulpels rond de kop en nek.
De fraaie Eastern Water Dragoon komt veel voor langs waterpartijen
Eastern Water
Dragoon Een van de fraaiste en grootste hagedissen die bij de Prospect Creek worden gevonden is ongetwijfeld de Easteren Water
Dragoon Physsignathus lesueurri. Dit dier komt in grote hoeveelheden voor. Ze kunnen maar liefst 90 cm lang worden, maar de gemiddelde lengte bedraagt ongeveer 60 cm. De rug is grijs tot olijfgroen met donkere dwarsstrepen. Een donkere streep loopt
vanaf het oog tot over de ooropening. De buikzijde is crȇme-achtig van kleur, maar bij mannetjes vaak helder rood. De kop en nek vertonen een soort kam van stekelige schubben. Het dier bewoont rivieren en kreken en wordt meestal vaker gehoord dan gezien. Bij
onraad laten ze zich met een luide plons van grote hoogte uit een boom in het water vallen en zwemmen op krokodilachtige wijze - de achterpoten langs de staart gestrekt - snel naar de kant. Ze kunnen geruime tijd onder water blijven. Soms zijn
de dieren echter tot op anderhalve meter te benaderen. De dieren hebben een territorium en de mannetjes dulden geen ander mannetjes in de buurt. Het menu bestaat uit insekten, fruit, bessen en kikkers. In de lente leggen de vrouwtjes acht tot twintig
perkamentachtige eieren in een kuil, die ze daarna afdekt met bladeren en aarde. De jongen zijn bij de geboorte ongeveer 15 cm lang. We zagen naast volwassen dieren ook erg veel jonge en halfwas dieren. Deze grote hagedis moet voorzichtig behandeld worden,
aangezien hij flinke wonden kan veroorzaken.
MONITORS/ GOANNAS Familie Varanidae De Monitor, ook wel Goanna genoemd, is een
goed aangepaste en ontwikkelde hagedis die in de meeste streken van Australië voorkomt. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan hun lange nek, goed ontwikkelde poten en ze bezitten - net als slangen - een gevorkte tong. Vele soorten zijn uitstekende
klimmers en zwemmers. Er zijn ongeveer 30 soorten in Australië, waarvan er 2 soorten in de Sydney-regio voorkomen.
De Lace-monitor is een grote hagedis en kan een gewicht van 20 kg bereiken
Lace-monitor Een weekend naar de dochter van ons gastgezin in Glenhaven, een plaats die een kleine 30 km vanaf ons logeeradres ligt, leverde de verrassing van de vakantie op. In het Holland Reserve Park vonden we een Lace-monitor Varanus varius, een hagedis
die meer dan twee meter lang kan worden. Net als slangen hebben deze grote en sterke hagedissen een gevorkte tong waarmee ze geurstoffen kunnen opnemen en analiseren in een goed ontwikkeld orgaan van Jacobson. De kleur van de bovenzijde is blauwzwart met geelachtige
vlekken. De onderzijde heeft geelachtige dwarsbanden, evenals meestal de voorpoten. Het dier dat zich bij onze komst op de grond bevond, vluchtte met veel lawaai door de op de grond liggende droge bladeren en klom pijlsnel in de dichts bijzijnde
Eucalyptusboom en bleef halverwege de dikke stam hangen. Goed waren de forse poten met de zeer krachtige klauwen te bestuderen en de lengte van het dier werd op ongeveer 150 cm geschat. Volwassen dieren kunnen een gewicht van 20 kg bereiken. Alle waranen zijn
eierleggend en deze soort legt in december en vroeg in januari zes tot twintig perkamentachtige eieren in een vergane boomstronk of een kuil in de grond. Ook worden eieren afgezet in termietenheuvels die zowel op de grond kunnen liggen als hoog in
de bomen kunnen zitten. Bij het uitkomen meten de jongen ongeveer 30 cm. Het voedsel van Goanna’s bestaat uit insekten, reptielen, warmbloedige dieren, maar ook vogels en eieren worden in bomen buitgemaakt. Vaak wordt het dier langs de kant van de weg
waargenomen, waar het zich te goed doet aan het eten van doodgereden dieren. Ook op picknickplaatsen worden de hagedissen wel waargenomen, waar ze dan het afval eten, wat mensen hebben achtergelaten. Waranen zijn de enige hagedissen die door spreiding
van het tongbeenapparaat en het laten zakken van de mondbodem hun keelgat zeer sterk kunnen vergroten en zo in staat zijn onevenredige grote prooien te verslinden. Goanna’s zijn het lievelingsvoedsel van de oorspronkelijke bewoners van Australië,
de Arborigines. Van het vet van de dieren - samen met nog andere ingrediënten - wordt een medicijn gemaakt dat werkt tegen reumatische aandoeningen
SLANGEN Familie Elapidae Van deze familie komen er ongeveer 57
soorten voor in Australië. Alle zijn giftig in verschillende gradaties, maar twee-derde zijn ongevaarlijk voor de mens. Het merkwaardige is dat juist die gevaarlijke soorten het meest worden gezien, waaronder de Eastern Tiger Snake Notechis scutatus
en de Eastern Brown Snake Pseudonaja textilis die de gevaarlijkste en meest dodelijke slangen ter wereld zijn. Tal van soorten van deze familie leiden een nachtelijk leven.
Red-bellied Black Snake is een van de meest voorkomende slangen bij de Prospect Creek
Red-bellied Black Snake De Red-bellied Black Snake Pseudechis porphyriacus - één van de meest voorkomende slang in de Sydney-regio - werd op elke ronde wel één of meerdere keren gevonden. Het is een zeer fraaie slang die gitzwart
van kleur is en erg glimt. Op een afstand lijkt het net een weggeworpen, zwarte, natte binnenband van een fiets. De buikzijde is dofrood of rose gekleurd. Sommige individuen hebben een lichtbruine tot grijze snuit. De maximum lengte kan 250 cm bedragen, maar
gemiddeld zijn ze ongeveer 125 cm. Meestal verdwijnt het dier met grote snelheid, maar als het zich bedreigd voelt wordt de nek verbreed en gaat het dier luid sissen. Maar dat alles is maar bluf. Probeer het dier overigens niet te pakken want bij een beet
is absoluut doktershulp nodig. Hoewel ze giftig zijn en grote exemplaren naar men zegt zelfs dodelijk kunnen zijn, wordt de toxiciteit niet beschouwd als levensbedreigend. Het gif van deze slang schijnt spierweefsel te vernietigen, maar heeft geen invloed
op het centrale zenuwstelsel. Net als onze Ringslang kan het een onwelriekende substantie uit de cloaca afscheiden. Evenals dat het geval is met onze Adder (Vipera berus) en de Eastern Brown Snake gaan hier ook de mannetjes een 'ritueel
gevecht' aan met andere mannetjes om de controle over het territorium te krijgen. Hierbij gaan de dieren de nek verbreden en wordt er geprobeerd de tegenstander met het voorste gedeelte van het lichaam neer te drukken. De winnaar mag met het vrouwtje
paren. Deze slang is eierlevendbarend (ovoviviparous) en krijgt vijf tot twintig jongen die tussen februari en april worden geboren en ongeveer 20 cm lang zijn. De jongen zitten bij de geboorte elk in een doorzichtig vlies, waar ze direct of na een poosje
uitbreken. Het voedsel van deze slang bestaat uit vis (vooral paling), kikkers, hagedissen, bij toeval ook zoogdieren, verder slangen zoals de gevaarlijke Eastern Tigersnake (Notechis scutatus) en de Brownsnake, inclusief hun eigen soort. Een
grote Red-bellied Black Snake heeft dus weinig vijanden. En hoe meer er van deze slangen in de omgeving van de mens leven, hoe minder last ze ondervinden van de veel gevaarlijker Tiger en Brown Snake. Jonge dieren van de Red-bellied Black Snake daarentegen
vallen ten prooi aan kookaburras, roofvogels, goanna’s en slangen. We vonden de slang vaak zonnend bij vrij weer en ongeveer een meter uit de veilige begroeiïng. Naarmate
de zomer naderde en de temperatuur nog hoger werd, werden ze minder vaak waargenomen. Soms maakten de dieren zich uitermate snel uit de ’voeten’, soms waren de dieren tot op enkele meters te benaderen. Ook werden jonge en halfwas dieren aangetroffen.
Hun voedsel bestaat uit kikkers, hagedissen en slangen, inclusief hun eigen soort. Vooral in de noordelijk gelegen staat Queensland, maar nu ook al
in het noorden van New-Sout-Wales vallen veel slachtoffers onder deze slang door het eten van de erg giftige Suikerrietpad Bufo marinus - een reuzenpad die ooit vanuit Zuid-Amerika is ingevoerd om de rietkever te bestrijden, maar nu een grote plaag
is geworden.
De Eastern Brown Snake is niet erg geliefd bij de bevolking
Eastern Brown Snake De Easteren Brown Snake Pseudonaja textilis werd slechts eenmaal gevonden. Het dier lag te zonnen, half verborgen in de vegetatie. Nog voor ik enkele goede foto's kon maken verdween het met grote snelheid. Toch wordt dit dier
vaak waargenomen, vooral bij boerderijen waar het veel muizen verdelgd. Het dier was lichtbruin van kleur, maar deze bruine kleur kan nogal variëren. Jonge dieren zijn levendiger gekleurd en hebben smalle, donkere banden over de rug en de bovenkant van
de kop is zwart. Sommige volwassen dieren behouden deze donkere banden, al zullen ze erg vervagen. Deze dodelijke slang kan een lengte van 230 cm krijgen, maar meet gemiddeld 130 cm. Normaliter zal elke slang de mens vermijden. Maar als deze slang verrast
wordt is ze erg aggressief en zal zich oprichten om te bijten. Deze slang komt voor in tal van biotopen. De slang is eierleggend. De 10 tot 30 eieren worden afgezet in december/januari. De jongen zijn 23 tot 30 cm lang. Tot hun voedsel behoren hagedissen,
kleine warmbloedige dieren en kikkers. Vaak werd ons op de ronden gevraagd waar wij op naar zoek waren. Als we antwoorden naar reptielen te zoeken dan kwam de Red-bellied Black Snake ter sprake. Als we zeiden ook de Brown Snake te hebben gevonden,
zagen wij de mensen schrikken. Steeds weer werd gevraagd aan welke kant van de kreek. Natuurlijk stelden wij hen gerust met de woorden: aan de andere kant. Uiteindelijk leidde clubgebouw op het naburige sportveld met de tekst: ’Warning Snakes!’
Schildpadden Familie Chelidae
Er komen in Australië 15 soorten zoetwaterschildpadden voor: de zgn. Slangenhalsschildpadden. Enkele soorten hebben een extreme lange hals, andere soorten
in mindere mate. Slangenhalsschildpadden komen alleen voor op het zuidelijk halfrond. Deze schildpadden trekken hun kop niet in het schild terug zoals normaal gebeurd (cryptodira), maar vouwen de lange nek in een S-vorm zijdelings onder het schild (pleurodira).
De Eastern Snake-necked Tortoise
Eastern Snake-necked Tortoise In de Sydney-regio komt slechts één soort Slangenhalsschildpad voor, namelijk de Eastern Snake-necked Tortoise Chelodina longicollis. Het is voor deze regio een gewone soort - die een uitzonderlijke lange
nek heeft - en die - vooral bij nat weer - bij het migreren vaak weilanden en straten oversteekt, waarbij in het laatste geval de nodige doden vallen. Tijdens een regenachtig dag vond ik een dier dat vanuit de kreek op een twee meter hoger gelegen grasveld
was gekropen. Bij het oprapen scheidde het dier een scherpe, doordringende muskusachtige stof af uit de cloaca, in feite het enige verweer tegen mij. De dieren kunnen een schildlengte krijgen van 26 cm. Onder de kin draagt de schildpad twee wratachtige
uitsteeksels, de zgn. ’barbels’. Het dier houdt van stilstaand water, lagoons en moerassen. In deze stilstaande waters is het niet ongebruikelijk meerdere exemplaren bij elkaar te zien liggen om samen van de zon te genieten. Op zonloze of regenachtige dagen leggen de schildpadden tussen september en december 8-24 eieren met een harde schaal in een door hen met de achterpoten gegraven
kuil. Na het leggen wordt de kuil bedekt met aarde en aangestampt met behulp van het buikschild, door zich op de poten hoog op te lichten en zich dan snel te laten vallen. Afhankelijk van de temperatuur kunnen de eieren ongeveer na drie maanden uitkomen. Het
voedsel van deze schildpadden bestaat uit insecten, wormen, slakken, zoetwaterdiertjes, vissen en plantaardig voedsel. De jonge schildpadjes worden op hun beurt vooral gegeten door vissen en vogels. De Australische schildpadden in het algemeen worden bedreigd door tal van natieve dieren zoals de Dingo Canis lupus dingo, waranen, de White-taled Water Rat Hydromys chrysogaster en
de Raaf Corvus coronoides. Maar ook door ingevoerde dieren als verwilderde varkens, de Europese vos Vulpes vulpes, terwijl runderen vaak de nesten vertrappen. Verder sterven er honderden en honderen dieren in de zgn. Yabby Traps.
Een Yabby is een kreeftachtig dier dat voor de consumptie in een soort van fuik wordt gevangen. Schildpadden die in deze fuik terecht komen verdrinken, omdat ze maar ongeveer twee uren zonder zuurstof kunnen. Een nog groter gevaar dat er voor de schildpadden
dreigt is echter het feit dat er de laatste jaren steeds vaker kreken en moerassen droog vallen. Dit omdat het merendeel van het regenwater nu direct wordt afgevoerd via pijpleidingen naar de plaats van bestemming. Om dit onttrokken water te compenseren worden
grote hoeveelheden zeewater met het nodige zand de moerassen en kreken ingepompt. Dit leidt tot duizenden slachtoffers onder deze zoetwaterminnende reptielen.
De auteur op het oude kerkhof van Smithfield
Kerkhof Smithfield Op weg naar de Prospect Creek passeerden we steeds een oud, min of meer verwaarloosd kerkhof, dat overigens nog wel in gebruik was. Vanaf de weg zagen we steeds talloze hagedisjes wegschieten onder en tussen de grafstenen. We besloten dan
ook een bezoekje te brengen aan het kerkhof. En daarna hebben we daar nog vele uren doorgebracht. Zelden hebben we zoveel leven op een kerkhof gevonden. Het wemelde er van de Fence Skinken. Bij benadering verdwenen ze vliegensvlug onder en tussen de grafzerken.
Ook de Grass Skink werd hier gevonden evenals Garden Skink. De grootste verrassing was echter het vinden van de Eastern Blue-tongued Lizard. De dieren maken daar gebruik van de verzakte zerken om daar hun hol onder te maken. Zo gauw het weer geschikt werd
kwamen ze te voorschijn om op de grafstenen te zonnen. In ieder geval werden daar op één ronde maar liefst vijf volwassen exemplaren gevonden.
DANKBETUIGING Onze dank gaat uit naar ons Australisch gastgezin Jantje en zoon Eric Faber, waar me maar liefst drie maanden verbleven. We willen hen dank zeggen voor de gastvrijheid en de zeer prettige tijd die we bij hen hebben gehad. Niets was hen teveel om het
ons naar de zin te maken. Ook zeggen we dank aan onze vriend Sjoerd Faber voor zijn steeds weer blije onthaal als we na een flinke wandeling
bijna uitgeput bij hem langs gingen. Het was dan een genot om onze grote dorst bij hem te mogen lessen door een koele VB te drinken en de spannende verhalen van vroeger weer aan te horen.
LITERATUUR: Cogger, H. C. (1994). Reptiles & Amphibians of Australia. Griffiths, K. (1987). Reptiles of the Sydney Region. Swan, G. (1990). A Field Guide to the Snakes and Lizards of New South Wales
|
|
|
|
|
|